Ons pestbeleid

A. Visie

Eén van de speerpunten van onze schoolvisie is het grote belang van het welbevinden van onze kinderen.

We willen hen een veilig pedagogisch klimaat bieden waarin zij zich harmonieus kunnen ontwikkelen. Het pesten, dat jammer genoeg op elke school voorkomt, is duidelijk een factor die het welbevinden negatief beïnvloedt.  We vinden het daarom erg belangrijk om een goed antipestbeleid te hebben.

Streven naar welbevinden past in een brede kijk op preventie. We willen moeilijkheden, problemen en conflicten natuurlijk oplossen, maar we willen er ook hard aan werken om ze te voorkomen! Dit is vanuit ons opvoedingsproject niet meer dan logisch.

Als school hanteren we daarom een preventieve aanpak waardoor heel wat pestgevallen kunnen worden voorkomen. Toch zullen pesterijen nooit helemaal verdwijnen. Het is daarom belangrijk om naast preventie ook te kiezen voor specifieke maatregelen en voor een bepaalde aanpak om te leren omgaan met problemen en conflicten.

De focus ligt op sensibilisering: kinderen moeten tot het inzicht komen dat pesten niet kan. En we moeten hen handvaten aanreiken om pestgedrag te vermijden.

Daarnaast is signalering of melden van pestgedrag minstens zo belangrijk, zodat de leerling niet alleen blijft staan met zijn of haar probleem.

Voor de maatregelen die genomen worden bij een pestgeval, kiezen we eerst en vooral voor een niet- bestraffende, probleemoplossende methode. Daarnaast is een herstelgerichte aanpak belangrijk.

B. Preventie

Het overgrote deel van de leerlingen wordt gelukkig nooit gepest en pest zelf ook nooit andere leerlingen. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat sommigen wel gepest worden of zich laten verleiden tot pestgedrag worden er heel wat preventieve maatregelen genomen. Op die wijze voorkomen we alvast heel wat mogelijke pesterijen! Beter voorkomen dan genezen…

Een positief schoolklimaat is de eerste stap tot preventie van het pesten. Onder meer daarom staat het welbevinden van onze leerlingen zo centraal in onze schoolvisie.

Elke klasleerkracht bespreekt aan het begin van het schooljaar de algemene afspraken en regels in de klas. Het onderling plagen en pesten wordt hierbij genoemd en onderscheiden. De schoolvisie, waarin het welbevinden centraal staat, wordt toegelicht.

De algemene afspraken en regels zijn op zich natuurlijk ook al een vorm van pestpreventie, want ze zijn er net op gericht om een harmonieus samenleven mogelijk te maken.

Er wordt duidelijk gesteld dat pesten niet wordt geduld en altijd gevolgen heeft als het gemeld wordt. Ook moet worden duidelijk gemaakt dat het melden van pesten niet als klikken wordt beschouwd, maar als een stap in het helpen van een leerling. Klikken is dingen over iemand vertellen met de bedoeling om die persoon in moeilijkheden te brengen. Melden is een eerste stap in het zoeken naar hulp voor iemand die gekwetst wordt of zich onveilig voelt.

Door middel van de maandthema’s in onze school proberen we op een leuke manier te werken rond waarden en normen. We zetten erg in op een fijne groepssfeer en het welbevinden van elk kind. Binnen deze maandthema’s werken we hoofdzakelijk rond de persoonsgebonden ontwikkeling zoals die staat omschreven in het ZILL-leerplanboek. Dit gaat van het zich weerbaar kunnen opstellen tot het leren omgaan met diversiteit. Het werken rond sociale vaardigheden is een belangrijk onderdeel van pestpreventie.

Door af en toe gesprekken te houden in de klas rond gewenst gedrag en onderlinge sociale relaties krijgen de leerlingen meer zicht op hun eigen functioneren en op de impact van hun gedrag op anderen.

Ook door het organiseren en inrichten van de speelplaats wordt het pesten beperkt. Een boeiende, uitnodigende ruimte vermindert immers de drang tot pesten.

Door regelmatig activiteiten te voorzien die de samenhorigheid in de klas bevorderen, werpen we nog een dam op tegen pestgedrag. We denken hierbij niet enkel aan coöperatieve werkvormen waarbij de leerlingen onderling leren samenwerken, maar ook aan zaken als klaswandelingen, leeruitstappen, themadagen, projecten, sportactiviteiten, schoolreizen…

Ook deelname aan anti-pestprojecten zoals ‘Stip it’ van Ketnet sensibiliseren de leerlingen op een positieve wijze. De vier actiepunten van ‘Stip it’ worden besproken in de klas:

-ik vind pesten niet ok en zal er nooit aan meedoen

-ik praat erover als pesten mij bang of verdrietig maakt

-ik sluit niemand uit want voor mij hoort iedereen erbij

-ik zal altijd proberen op te komen voor iemand die gepest wordt

De standpunten en afspraken rond pesten worden bij het begin van het schooljaar meegedeeld aan de ouders.

Ze worden ook uitgebreid toegelicht op de schoolwebsite.

Het is immers belangrijk dat de ouders zoveel mogelijk op één lijn zitten met onze visie:

-zoals wij inzetten op het welbevinden van de leerlingen op school, verwachten we van de ouders dat ook zij er naar streven dat hun kinderen zich thuis goed voelen

-door onze visie te ondersteunen helpen de ouders om pestsituaties te voorkomen en aan te pakken

-doen er zich toch pestsituaties voor, dan helpt het kennen van onze visie en aanpak de ouders in hun reactie op dat pesten.

C. Wat is pesten?

We spreken van pesten als eenzelfde leerling regelmatig en systematisch bedreigd en geïntimideerd wordt zonder dat er sprake is van “machtsevenwicht”. Pesten is een vorm van geweld en daarmee grensoverschrijdend en zeer bedreigend.

Een klimaat waarin gepest wordt, tast iedereen aan. In een klas waar gepest wordt, kunnen alle leerlingen slachtoffer worden. Pestgedrag moet dan ook door iedereen serieus worden genomen.

Het lastige is dat veel pestgedrag zich in het verborgene afspeelt, zodat het moeilijk is om er vat op te krijgen. En zelfs als het pestgedrag wordt opgemerkt is het niet steeds eenvoudig voor de betrokkenen om dit op de juiste wijze aan te pakken

Leerkrachten, directie, ouders, kinderen en soms ook CLB en andere hulpverleners, hebben echter een taak bij het tegengaan van pesten.

Leerlingen moeten weten dat ze op school hulp kunnen krijgen van de leerkrachten, de directie, de zorgcoördinator. Ouders dienen oog te hebben voor de signalen van hun kinderen. Alle betrokken dienen

interesse te tonen en te luisteren naar wat de leerlingen te vertellen hebben (assisterende aanwezigheid).

Voor de klasleerkrachten betekent dit dat ze om te beginnen veel aandacht besteden aan het bevorderen van een positief klasklimaat. Verder moeten ze de kinderen duidelijk maken dat pesten echt niet kan en moeten ze toelichten hoe kinderen hulp kunnen zoeken bij een pestgeval. Ze maken afspraken met de klas en zorgen ervoor dat deze afspraken nagekomen worden.

Ze houden ook het functioneren van de individuele leerling goed in de gaten, omdat dit een barometer kan zijn voor het welbevinden van die leerling. Op die wijze kan soms al ingegrepen worden vooraleer de leerling zelf om hulp vraagt.

Het is niet steeds voor iedereen duidelijk wat nu het verschil is tussen pesten, plagen en een conflict.

In volgend schema verduidelijken we dit:

PESTENPLAGENCONFLICT
Ongelijke machtsverhoudingGelijke machtsverhoudingGeen verstoord evenwicht
Bewust, met de bedoeling te kwetsenOnschuldig, al spelend, zonder de bedoeling te kwetsenMeningen worden op hevige en emotionele wijze verkondigd
Zware gevolgen voor de gepeste: voelt zich rot, heeft pijn, voelt angstWeinig nadelige gevolgenMeestal verzoening, als kan conflict leiden tot pesten
Zichtbaar of bewust achter de rugWisselend slachtofferNiet automatisch het einde van de vriendschap
Systematisch gedurende een korte of langere periodeMeestal sporadisch, dikwijls 1 tegen 1Conflict zelf is meestal van korte duur, maar oplossing kan langer duren…
Slachtoffer wordt dikwijls uit groep geweerd, geraakt geïsoleerdDe geplaagde blijft tot de groep behorenDe betrokkenen mijden elkaar soms een tijdje
Pesterijen richten zich vaak naar dezelfde leerlingMeestal worden er wel meer leerlingen in die groep geplaagdConflict wordt meestal veroorzaakt door een gebeurtenis
Soms pesterij door één enkeling, dikwijls maakt pester deel uit van een groepPlagerijen worden doorgaans vlug vergeten , maar maken dikwijls deel uit van de groepsdynamiekConflicten kunnen zowel ontstaan tussen individuen als tussen groepen
Moeilijk en tijdrovend herstelMeestal geen herstel nodigSoms héél vlot herstel, soms erg moeizaam en tijdrovend

We moeten er rekening mee houden dat sommige kinderen door gebrek aan sociaal inzicht (voorbeeld: ASS) soms niet inzien dat wat zij als pesten zien, eigenlijk plagen is. Ook kan het zijn dat kinderen zelf pestgedrag stellen zonder dit in te zien.

D. Hoe wordt gepest?

Kinderen die pesten zijn meestal sterker of worden als sterker gezien dan kinderen die gepest worden. Een gepest kind heeft meestal schrik voor de macht van de pester. En de pester denkt genoeg macht te hebben om te voorkomen dat over zijn gedrag wordt geklaagd bij de leerkracht of bij de ouders.

Pesten gebeurt vaak gepland en systematisch. Soms is het heel zichtbaar, soms is het verborgen. Soms duurt het pesten maar een korte periode, maar soms is het pesten al heel lang bezig voor de gepeste er mee naar buiten komt of voordat iemand het eindelijk opmerkt.

Pesters doen het soms in hun eentje en soms in groep. Ze kunnen één kind pesten, maar soms ook twee, drie of zelfs nog meer.

Dikwijls zien omstaande kinderen dat er gepest wordt, maar durven ze hiervan niets te zeggen uit schrik om zelf gepest te worden.

Dit alles maakt het herkennen en het juist inschatten van het pesten niet steeds eenvoudig.

Bovendien zijn er vele vormen van pesten die ook nog eens in verschillende gradaties kunnen voorkomen.

Pesten kan dus op vele manieren:

-Met woorden: vernederen, belachelijk maken, schelden, dreigen, met vernederende bijnamen aanspreken, racistische of seksistische uitspraken of opmerkingen maken, gemene briefjes, mailtjes, berichten op sociale media…

-Met beelden: vernederende en/of onterende afbeeldingen verspreiden, dikwijls vergezeld van kwetsende, vernederende woorden…

-Lichamelijk: sleuren aan kleding, duwen en trekken, schoppen en slaan, krabben en aan haren trekken, ongewenste aanrakingen, voorwerpen gebruiken om de ander pijn te doen…

-Achtervolgen: opjagen en achterna lopen, in de val laten lopen, klem zetten of rijden, opsluiten…

-Uitsluiting: doodzwijgen en negeren; opzettelijk de rug toekeren; uitsluiten van feestjes; uitsluiten bij groepsopdrachten…

-Stelen en vernielen: afpakken van kledingstukken en waardevolle spullen, kladderen op boeken, vernielen van boeken of schriften, banden lek prikken, fiets beschadigen…

-Afpersing: dwingen om geld, spullen, snoep… af te geven, het afdwingen om iets voor de pestende leerling te doen…

-Pestvormen waarbij woorden en beelden gebruikt worden, gebeuren steeds meer via cyberpesten (zie verder).

E. De gepeste leerling

Sommige leerlingen lopen meer kans gepest te worden dan anderen. Dat kan met hun uiterlijk, gedrag, etnische afkomst, gevoelens en sociale uitingsvormen te maken hebben. Maar soms is de reden niet zomaar te bepalen. Het is in ieder geval duidelijk dat geen enkele leerling vraagt om gepest te worden. Dat wil niet zeggen dat sommige leerlingen geen gedrag vertonen dat meer kans loopt op het uitlokken van pesten. Maar ook dan kan pesten nooit vergoelijkt worden.

Leerlingen die gepest worden doen vaak andere dingen of hebben iets wat anders is dan de meeste van hun leeftijdsgenoten: ze zijn misschien wat anders gekleed, ze hebben een andere levensstijl of cultuur, zijn heel goed in bepaalde vakken of juist niet, ze praten Algemeen Nederlands in plaats van dialect, ze spreken juist niet zo goed Nederlands, ze hebben één of ander gebrek, ze komen over van een andere school…

Kinderen worden pas gepest in situaties, waarin pesters de kans krijgen om een slachtoffer te pakken te nemen. Dat wil zeggen dat dit gebeurt in situaties waarin de pester zich veilig en beschermd voelt, terwijl deze situatie voor de gepeste net bedreigend is.

Een kind dat wordt gepest, praat er thuis niet altijd over. Redenen hiervoor kunnen zijn:

– schaamte;

– angst dat de ouders met de school of met de pester gaan praten en dat het pesten dan nog erger wordt;

– het probleem lijkt onoplosbaar;

– niet willen klikken;

– …

Heel wat mogelijke signalen van gepest worden vallen eerder thuis op dan op school:

• Niet meer naar school willen.

• Niet meer over school vertellen thuis.

• Nooit meer andere kinderen mee naar huis nemen of bij anderen gevraagd worden.

• Slechtere resultaten op school dan vroeger.

• Regelmatig spullen kwijt zijn of met kapotte spullen thuiskomen.

• Regelmatig hoofdpijn of buikpijn hebben.

• Blauwe plekken hebben op ongewone plaatsen.

• Niet willen slapen, vaker wakker worden, bedplassen, nachtmerries hebben.

• De verjaardag niet willen vieren.

• Niet buiten willen spelen.

• Niet meer naar een bepaalde club of vereniging willen gaan.

• Thuis prikkelbaar, boos of verdrietig zijn.

• Zichzelf verwondingen toebrengen (vb. zichzelf krassen op de armen toebrengen).

F. De gevolgen voor de gepeste leerling

Wie de signalen van pesten hierboven bekijkt, merkt dat de gevolgen van pesten ingrijpend kunnen zijn. Ze kunnen een gezonde ontwikkeling van het kind in de weg staan en het zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde ondermijnen. Gelukkig is dat niet altijd zo. Heel wat pesterijen kunnen snel stopgezet worden. En sommige kinderen kunnen het pesten redelijk vlot van zich afzetten als het eenmaal gestopt is. Maar dit is zeker niet voor iedereen zo. Soms werken de gevolgen lang door. Dat hangt o.a. af van de impact, de aard en de duur van het pesten in combinatie met de persoonlijkheidskenmerken van de gepeste leerling. Het pesten kan heel wat lichamelijke en emotionele problemen in gang zetten of verergeren:

• Leerproblemen op school

• Spijbelgedrag, niet meer naar school willen

• Sociaal isolement

• Lichamelijke problemen

• Agressief, gewelddadig gedrag

• Zelfverminking

• Stressproblemen

• Depressie

• Zelfmoordgedachten en –pogingen

• Soms vinden verslavingen hun oorsprong in het gepest worden

Ook als het pesten op zich opgelost is, zijn dus de problemen voor de gepeste leerling meestal nog niet voorbij. Het is erg belangrijk om hier oog voor te hebben!

Met het bovenstaande in het achterhoofd is. het niet meer dan logisch dat aan ELK pestgeval aandacht wordt besteed op school.

G. De pester

Pesters zijn vaak de sterkeren in hun groep. Of ze lijken dat toch te zijn… Zij zijn of lijken populair maar zijn dat uiteindelijk vaak niet. Ze dwingen hun populariteit af door stoer en (schijnbaar!) onkwetsbaar gedrag. Van binnen zijn ze vaak onzeker en ze proberen zichzelf groter te maken door een ander kleiner te maken. Dikwijls hebben pesters zelf sociale of emotionele moeilijkheden.

Pesters krijgen vaak andere kinderen mee, want wie meedoet, loopt zelf minder kans om slachtoffer te worden. Dikwijls voelen pesters zich niet schuldig want vanuit hun redenering vraagt het slachtoffer er immers als het ware om gepest te worden.

Het komt ook voor dat de pester ook zelf door anderen gepest wordt. Kinderen die tegelijk pesten en zelf gepest worden, blijken hiervan volgens onderzoek dikwijls het langst en het zwaarst gevolgen met zich mee te dragen.

Pestgedrag kan een aantal dieperliggende oorzaken hebben:

• Een problematische thuissituatie.

• Een vaak gevoelde anonimiteit (ik besta niet): als een pester zich verloren voelt binnen een grote groep, kan hij zich belangrijker maken door een ander omlaag te drukken.

• Het moeten spelen van een niet-passende rol.

• Een voortdurende strijd om macht in de klas.

• Een ondemocratisch leefmilieu binnen de school; een te autoritaire leerkracht die op een onprettige wijze laat  blijken dat hij/zij de baas is. Dergelijke spanningen kunnen op een zondebok worden afgereageerd.

• Een gevoel van incompetentie op school (slechte cijfers of een laag niveau).

• Een zwak gevoel voor autonomie (te weinig zelfstandigheid en verantwoordelijkheid).

• Een laag zelfbeeld.

H. De meelopers en andere leerlingen

Meelopers zijn leerlingen die incidenteel meedoen met het pesten. Dit gebeurt meestal uit angst om zelf in de slachtofferrol terecht te komen, maar het kan ook zo zijn dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en dat ze denken in populariteit te winnen bij de pester. Verder kunnen leerlingen meelopen uit angst vrienden of vriendinnen te verliezen. De meeste leerlingen houden zich afzijdig als er wordt gepest. Ze voelen zich wel vaak schuldig over het feit dat ze niet in de bres springen voor het slachtoffer of hulp inschakelen.

I. Het aanpakken van pesten

Pesten is onacceptabel en vraagt om een duidelijke en krachtige reactie vanuit de school. De grote vraag is hoe dat het beste kan en vooral hoe we dat als team het beste kunnen aanpakken.

I.1. No blame methode

We gaan er van uit dat pesten ‘aangeleerd gedrag’ is. Als kinderen anderen pesten, kan dat foutieve gedrag dus ook weer gewijzigd worden. Een eerste aanpak is er daarom op gericht om de kinderen de mogelijkheid te geven hun gedrag te veranderen. Wij doen dit door middel van de NO BLAME METHODE.

De gedragsverandering die we willen bereiken wordt in gang gezet door pesten te bekijken als een groepsprobleem, waarbij bij niemand de schuld wordt gelegd. De gevoelens van de betrokken personen zijn belangrijker dan de eigenlijke feiten. Deze methode is oplossingsgericht en gaat dus niet uit van straffen.

Het proces verloopt in 7 stappen:

1. Gesprek met de gepeste.
    →     Beschouwende, inlevende reacties.
    →     GEEN feitelijk bewijsmateriaal verzamelen.
    →     WEL slachtoffer proces laten begrijpen en toestemming geven voor proces.
    →     Namen noemen, gevoel beschrijven/tekenen, kans bieden tot contact opnemen.

2. Bijeenkomst met de betrokken leerlingen.
    →     Groep van vijf tot zeven leerlingen: pesters, meelopers, stille getuigen, behulpzame leerlingen.

3. Leg het probleem uit.
    →     Eventueel tekst/tekening gebruiken.
    →     Geen details, feiten of beschuldigingen.

4. Deel de verantwoordelijkheid.
    →     Niemand wordt gestraft.
    →     Gedeelde verantwoordelijkheid voor gelukkig en veilig gevoel bij de gepeste.

    →     Bijeenkomst is om probleem op te lossen.

5. Vraag naar de ideeën van elk groepslid.
    →     Macht verschoven naar groepsgeheel.
    →     Ideeën in ik-taal: ik… (Niet opgelegd).
    →     Niets van de leerkracht.

6. Laat het aan hen over.
    →     Voorstellen uitvoeren.
    →     Geen schriftelijk verslag! Vertrouwen!

7. Spreek hen opnieuw.
    →     Na ongeveer een week met elk groepslid en de gepeste apart.

Het zou kunnen dat deze aanpak geen onmiddellijk succes kent: geef niet te snel op!

Deze methode hebben we al verschillende keren toegepast op onze school en tot nu toe steeds met een gunstig resultaat.

De groepsleden nemen hun verantwoordelijkheden serieus en de pester, die dus ook deel uitmaakt van dit groepje, blijkt nadien meestal veel meer begrip te hebben voor de gepeste. Hierdoor en omdat de andere groepsleden alles nauwlettend in het oog houden, verandert de houding van de pester al snel.

Het kan wel gebeuren dat na een aantal weken of maanden toch weer nieuwe problemen opduiken. Dan kan alles weer opnieuw in gang gezet worden.

De gepeste heeft het soms moeilijk met het feit dat de pester in het hulpgroepje zit, maar is achteraf grotendeels enorm tevreden.

In de praktijk is het meestal zo dat de NO BLAME aanpak wordt opgestart en begeleid door de zorgcoördinator. Hieraan gaan gesprekken vooraf met de klasleerkracht, de ouders en dikwijls ook het CLB en de directie.

Bij zware pesterijen, bijvoorbeeld bij afpersing of vormen van cyberpesten, schiet de No Blame Methode te kort. Dan moet er anders gehandeld worden. Dat geldt natuurlijk ook voor pesten waarbij sprake is van echte lichamelijke letsels of van zwaar seksueel overschrijdend gedrag.

Voor de meeste gevallen van pesten op onze school is deze methode echter zeer goed bruikbaar.

I.2. De rol van de ouders

Het is erg belangrijk dat je als ouder een juiste houding aanneemt tegenover (mogelijk) pesten, zowel t.o.v. de gepeste als t.o.v. de pester. Dat is ook zo voor je houding als ouder t.o.v. de school.

Probeer thuis steeds de aanpak van de school te ondersteunen.

Als je kind thuis vertelt dat het gepest wordt op school, ga je als ouder eerst na of het hier over pesten, plagen of een conflict gaat. Daarvoor kan je het schema gebruiken bij hoofdstuk C.

Schat je als ouder in dat het over pesten gaat, dan is het belangrijk dat je dit rustig bespreekt met je kind. Zonder verantwoordelijkheid bij je kind te leggen. Pesten is immers een vorm van geweld en is nooit de verantwoordelijkheid van het kind dat er het slachtoffer van is. Ook niet als je kind vooraf misschien dingen deed die het pesten mogelijk hebben uitgelokt.

Je meldt dit vermoedelijke pesten dan aan de leerkracht, de zorgcoördinator of de directie. Vertel ook tegen je kind dat je dit doet.

De school bespreekt dit verder met de ouders en zal het pesten verder onderzoeken. Omdat de school de twee partijen hoort en een gerichte aanpak heeft, is het meestal gemakkelijker voor de school om juiste conclusies te trekken. Is er inderdaad sprake van pesten, kan dit leiden tot een No Blame aanpak (zie hoger). Ook met de ouders van de pester(s) wordt dan door de school gesproken. Maar het komt ook voor dat na het horen van beide partijen blijkt dat het hier in feite niet over pesten gaat. Ook dit wordt dan met de betrokkenen besproken en toegelicht. Dikwijls wordt ook het CLB betrokken.

Het is niet de bedoeling dat ouders overhaast in actie komen en de pester zelf tot de orde roepen. Dat verergert de situatie meestal.

Ouders moeten er zich van bewust zijn dat pesten niet zomaar op te lossen is door de pester te straffen. Ze moeten in eerste instantie vertrouwen op de aanpak van de school. Dit blijkt in de praktijk de beste resultaten te geven. Al is hier soms veel tijd voor nodig.

Als je kind effectief het slachtoffer is van pesten kan dit lang nawerken, zoals eerder al aangehaald. Als ouder moet je dus alert blijven en je kind duidelijk laten voelen dat je het begrijpt én dat je er bent voor hem of haar.

Dat kan natuurlijk het best in een warme en positieve thuissfeer.

Als je kind de gevolgen van het pesten niet (goed) van zich kan afschudden, kan verdere hulp nodig zijn. Bijvoorbeeld van een psycholoog. Ook het CLB kan meezoeken naar de beste aanpak. Gelukkig is dit maar zelden nodig, maar volg je kind toch extra op in de periode na de vaststelling van het pesten. Doe dit wel zonder je kind te verstikken door te pas en te onpas te vragen hoe het zich voelt.

I.3. Cyberpesten

Omdat deze vorm van pesten nog ‘in volle ontwikkeling’ is en veel volwassenen er niet goed van op de hoogte zijn, staan we er wat uitgebreider bij stil.

Cyberpesten is pesten of misbruiken via de digitale weg. Cyberpesten kan nog veel harder zijn dan pesten in het gewone, dagelijkse leven. Dit komt doordat de daders gemakkelijk anoniem kunnen blijven en de reikwijdte van het internet veel groter is. Kinderen komen er op steeds jongere leeftijd mee in aanraking. Bij online pesten of cyberpesten is de No Blame Methode meestal niet geschikt.

Omdat cyberpesten dikwijls in het geniep en anoniem gebeurt én -zeker op de lagere school- steeds buiten de schooluren is het erg moeilijk voor de school om hier een halt aan toe te roepen. Ook hier is de preventie dus weer erg belangrijk. De school besteedt hier daarom ook de nodige aandacht aan.

Maar zeker bij deze vorm van pesten is de hulp van de ouders erg nodig. Zij weten beter waarmee hun kinderen thuis bezig zijn en wanneer hun kinderen gebruik maken van de digitale media.

-Ouders moeten daarom duidelijke afspraken maken over het gebruik van gsm, tablet, (spel)-computers, internet…

-Ouders moeten hun kinderen duidelijk maken dat ze niet accepteren dat de digitale media gebruikt worden om (anoniem of niet) anderen te pesten.

-Ouders moeten blijven benadrukken dat je enkel informatie verspreidt via digitale communicatieplatformen, die je ook in het echte leven zou delen.

Enkele voorbeelden van cyberpesten:

– Pest-mail (schelden, beschuldigen, roddelen, beledigen)

– Stalking: het stelselmatig lastig vallen van iemand door het blijven sturen van haatmails of het dreigen met geweld in chatrooms.

– Het tegenkomen van ongewenst materiaal zoals porno, gewelddadige of akelige beelden.

– Ongewenst contact met vreemden.

– Sexting: het met opzet versturen van seksueel getinte sms’jes of foto’s. Die kunnen opgeslagen worden en te zijner tijd misbruikt worden.

– Hacken: gegevens stelen of instellingen aanpassen in andermans computer. Ook het uit naam van een ander

versturen van pest-mail.

– Trollen: via internet met opzet emotionele reacties uitlokken.

-…

Hoe kan je het cyberpesten aanpakken?

De school kan hier zeker een rol in spelen, maar de gepeste én hun ouders zijn dikwijls de enige die bepaalde stappen kunnen zetten:

-Niet reageren op haatmails, haatfoto’s en filmpjes

-De afzender blokkeren

-Eventueel een nieuw profiel of emailadres aanmaken

-Bewijsmateriaal bijhouden ( bv. Screenshots nemen)

-Hulp zoeken bij: -Awel (luisterend oor voor kinderen en jongeren: https://awel.be/)

-CLB chat (hier kunnen kinderen én hun ouders terecht met allerlei vragen en dus ook met vragen rond cyberpesten: https://www.clbchat.be)

                               -Clicksafe (https://www.childfocus.be/nl/preventie/veilig-internetten/kinderen)

-Overleg eerst met het kind vooraleer je als ouder iets doet

-Soms moet de politie worden ingeschakeld

Wat de school doet:

-Als er een geval van cyberpesten aan het licht komt op school worden de ouders op de hoogte gebracht en wordt er een gesprek gehouden met de gepeste en eventueel de pester als die al bekend is.

-We vragen als school aan de ouders om de school op de hoogte te brengen als ze weet hebben van cyberpesten.

-De hierboven vermelde tips worden met de ouders besproken.

-We brengen als school het CLB op de hoogte.

-Soms moet de politie worden ingeschakeld.

Het cyberpesten gebeurt buiten de schooluren en buiten de schoolmuren. Daarom is het mogelijk dat de pester niets met de school te maken heeft, waardoor het voor de school moeilijker is om stappen te zetten.

Maar het kan even goed dat het kind dat cyberpest in dezelfde klas of school zit dan de gepeste. Op die manier wordt de gepeste niet enkel buiten de school geconfronteerd met de pester, wat de impact op de gepeste nog groter maakt. De school is dan nauwer betrokken en kan dus gemakkelijker stappen zetten.

I.4. Aanpak bij andere vormen van pesten

Bij (zwaardere) vormen van pesten waarbij de NO BLAME aanpak niet kan ingezet worden, zal de school de aanpak zoveel mogelijk afstemmen op maat van het probleem en op maat van de betrokkenen. Omdat er zich theoretisch zeer veel verschillende gevallen kunnen voordoen, is het onmogelijk om ze hier allemaal te voorzien én de aanpak te omschrijven.

Er is wel een basisstramien:

-Er wordt steeds gesproken met de gepeste en (indien bekend en op school aanwezig) met de pester.

-De zorgcoördinator en de directie worden steeds betrokken.

-De ouders worden steeds ingelicht.

-Er is steeds een melding bij het CLB.

-Er zal meestal een gezamenlijk overleg volgen met alle betrokkenen die hierboven zijn genoemd.

-Naar gelang de aard en de ernst van de feiten kan ook de schoolarts en/of de politie worden betrokken.

-De gepeste moet zo snel mogelijk de best mogelijke hulp krijgen.

-De aanpak van de pester is wat de school betreft in de eerste plaats gericht op gedragsverandering. Maar soms zal een vorm van bestraffing niet kunnen uitblijven. Die bestraffing hangt af van de aard en de ernst van de pesterijen, maar ook met de leeftijd van de pester.

==> Zie procedure gedragsbegrenzing

J. Kleuters en pesten

Pesten kleuters ook of spreken we eerder over plagend gedrag in hun zoektocht naar een plekje in de klas???

De rol van de kleuterleraar is zeer belangrijk binnen de preventie van pesten.  Zij werken immers samen met de kleuters op de leeftijd dat de sociale vaardigheden volop aan het ontwikkelen zijn. De kleuterleraar gaat uit van het principe: “Kijken naar, praten over en reageren tegen/op/over…”.   In de praktijk betekent dit dat de kleuterleraar heel vaak bezig is met het begeleiden van het kind in zijn groei wat betreft sociale vaardigheden.

Als school doen we er alles voor om de kinderen de kansen te geven om zich te ontwikkelen tot gezonde functionerende mensen, mensen die zich goed voelen in hun vel, die in zichzelf geloven, die weten dat ze iets waard zijn, die vol energie zitten.  Dat is een belangrijk onderdeel van pestpreventie.   

We proberen hier op  verschillende manieren aan te werken.

J.1. Acties die ondernomen worden om het welbevinden te verhogen en de sociale ontwikkeling te stimuleren.

-Onze ouderavond rond “welbevinden” in het begin van het schooljaar kan een signalering zijn of ons samen met de ouders inlichten omtrent het goed voelen van het kind. Welbevinden van het kind staat voorop in weerbaarheid rond “plagen/pesten”.

-Aanbieden van inhouden zoals ‘de maandthema’s’. Deze thema’s geven ons gerichte inhoud voor het oefenen van de sociale vaardigheden.                       

-In de kleuterklas spenderen we constant veel aandacht aan het begrijpen van de eigen gevoelens en die van anderen, aan relationele en communicatieve vaardigheden.                                                                                                                            -Werken rond mindset: door positieve stimulering en schouderklopjes kan het zelfvertrouwen van het kind vergroot worden, waardoor het kind sterker in zijn schoenen staat. 

-Kinderen hebben nood aan regels en afspraken. Deze dienen consequent toegepast te worden en zijn een belangrijk onderdeel van het scheppen van een veilig klasklimaat. Klas- en schoolafspraken worden waar mogelijk en waar nodig visueel ondersteund door pictogrammen. 

-Ongewenst gedrag wordt gecorrigeerd en het gedrag van het kind wordt benoemd.

J.2. We willen de kleuters leren om te praten over gevoelens

Dit doen we door:

– Te praten met kleuters over zichzelf maar ook over gevoelens van de anderen.

– Te verwoorden hoe conflicten eventueel kunnen opgelost worden.

– Duidelijk met hen te bespreken wat er juist is gebeurd in bepaalde situaties.

– Hen duidelijk te maken dat ze met alles  terecht kunnen bij de kleuterjuf.

– Het kind steeds serieus te nemen wanneer hij/zij een probleem komt vertellen.

J.3. Diversiteit moet zichtbaar en bespreekbaar worden gemaakt.                                                                                                                

– Iedereen is anders en dat is maar goed ook! We wijzen er de kleuters regelmatig op hoe zij verschillen van elkaar en hoe fijn dat dit kan zijn. Dit kan zelfs over hele kleine dingen gaan (krulletjeshaar of stijl haar, graag een rokje dragen of net liever een broek, een kleuter die elke dag een banaan bij heeft en een andere kleuter die elke dag een appel bij heeft…). Praten over gelijkenissen is ook nuttig en nodig, maar praten over het leren omgaan met verschillen is eigenlijk veel belangrijker.

– We leren de kleuters verschillen te appreciëren en zelfs te koesteren.                                                                                                                              

– We proberen in de klas, ieders “talentjes” in de schijnwerpers te zetten.   

– Iedereen is evenwaardig. 

J.4. “Nee” leren zeggen.

– We leren kleuters weerbaar te zijn en “nee” te zeggen als ze gedrag van anderen echt niet fijn vinden. Ze leren ook verwoorden wat ze niet fijn vinden. Dit zonder agressie te gebruiken.                                                                                                                                              – Ook zetten we in op “verdraagzaamheid”.                                                                                                                                                                                                                                                                        
– Kleuters leren hoe te reageren bij “pestgedrag”.
We leren kinderen te reageren als ze onrecht zien. Het is niet oké om aan de zijlijn toe te kijken, wel om pestgedrag te stoppen, hulp van een leraar in te roepen of het gepeste kindje te betrekken in hun eigen spel. Het kind moet leren voor zichzelf op te komen maar ook voor anderen.   

J.5. De te ondernemen stappen als leerkracht

– Er wordt steeds gesproken met de ouders van de gepeste kleuter en met de pester. Tijdens dit gesprek gebeurt er een terugkoppeling van het probleem en wat je als leerkracht ondernomen hebt.

– De zorgcoördinator en de directie worden op de hoogte gebracht van het probleemgedrag.

– Als er geen verbetering van het gedrag merkbaar is, wordt het CLB op de hoogte gebracht.